Ambassadeur Spreiden en Mijden Irma Winkenius (NS) en voormalig collega-ambassadeur Peggy Laurs (Vervoerregio Amsterdam) willen dat iedereen het weet: we moeten het woon-werkverkeer veranderen. De volle wegen en de grote drukte in het openbaar vervoer voor een gering aantal uren in de week leiden tot proberen. En dat neemt alleen maar toe als we ons gedrag niet veranderen.

Spreiden en mijden is één van de sturingsprincipes binnen het Multimodaal Toekomstbeeld. Door het stimuleren en aanjagen van slim en bewust reisgedrag draagt dit sturingsprincipe bij aan het behoud van de brede welvaart in de Metropoolregio Amsterdam.

Winkenius en Laurs gaven een interview in het Noordhollands Dagblad over spreiden en mijden. Dit interview is hieronder te lezen. In het interview wordt de brandbrief van Winkenius en Laurs aan de directeuren van SBaB genoemd. Lees hier de brandbrief en bijbehorende praatplaat.

Roel Salden (secretaris-directeur Vervoerregio Amsterdam) heeft Peggy Laurs inmiddels opgevolgd als ambassadeur Spreiden en Mijden.

Hyperspits

Spreiden en mijden is het devies van Irma Winkenius en Peggy Laurs. De NS-regiodirecteur Randstad Noord en haar collega van Vervoerregio Amsterdam noemen zich wel eens gekscherend de ’spitsmeiden’. Maar ze hebben een serieuze boodschap: als het om woon-werkverkeer gaat, moeten we ons gedrag veranderen. In drie woorden: de spits mijden.

De wegen worden steeds roder, de treinen een gering aantal uur in de week steeds voller. Een ontwikkeling die de komende jaren zal doorzetten als het gedrag niet verandert. „Er zijn in deze regio plannen om 250.000 nieuwe woningen te bouwen. En het Rijk geeft aan dat er in de toekomst niet veel asfalt meer bij komt”, zegt Peggy Laurs. Op het spoor loopt de NS ook tegen de grenzen aan.

Irma Winkenius: „Na de coronacrisis is de spits nu heftiger dan hij daarvoor was. Forenzen zijn met zijn allen weliswaar veel meer thuis gaan werken. Maar als ze naar kantoor gaan, dan doen ze het niet meer verspreid over vier dagen – zoals voorheen - maar nu echt geconcentreerd op dinsdag en donderdag. Voorheen hadden we een wat bredere spits, van zeven tot negen. Nu wil iedereen tussen acht en negen reizen. De hyperspits is een hyperhyperspits geworden.”

Het verschijnsel raakt volgens Winkenius de betrouwbaarheid van het systeem. „Wat wordt er verwacht? Dat wij zorgen dat we voor die hyperhyperspits mensen en materieel hebben. Die paar extreem drukke uren per week zouden dan bepalen, wat wij aan nieuw materieel moeten aanschaffen, wat wij moeten investeren. Zo zijn we in een heel duur model beland”, zegt ze. Om te verzuchten: „Het zou zo mooi zijn als we niet allemaal op hetzelfde moment in de trein springen.”

Brandbrief

Met die grote uitdaging om op te lossen is het niet vreemd dat Winkenius en Laurs zich hebben opgeworpen tot de ambassadeurs van de campagne Spreiden & Mijden. Ze schreven onlangs een brandbrief aan de directeuren van Samen Bouwen aan Bereikbaarheid, het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De hartenkreet: maak werk van het aanjagen en stimuleren van slim en bewust reisgedrag binnen de eigen organisaties. Het directeurenoverleg nam de oproep serieus, het staat op de agenda.

Irma Winkenius: „We geven zelf het goede voorbeeld, daar begint het mee. Bij ons in huis is het echt de regel: je vergadert niet om negen uur. Je zit niet in de spits tussen acht en negen in een drukke trein. En de vergaderingen van ons MT en van de raad van bestuur zijn ook verplaatst van de dinsdag naar de woensdag en vrijdag. Daarnaast willen we onze reizigers goed informeren. In de reisplanner kunnen ze aan de hand van gekleurde poppetjes zien welke treinen extreem druk zijn en welke treinen niet zo druk.”

Peggy Laurs: „Wij hebben bij de vervoerregio de fietsvergoeding op negentien cent per kilometer gezet. De auto vergoeden we niet meer. We zijn verhuisd en we hebben daarbij gekozen voor een plek bij een ov-knooppunt: het metrostation Amsterdam Noord. We hebben doelen vastgelegd in teammanifesten: vijftig procent thuiswerken, 50 procent kantoor. En we wilden de top van spitswerken eraf: 25 procent reductie. Beide ambities hebben we gehaald. Zonder dwang, maar door te faciliteren. We hebben een drooghok voor fietskleding, daar zijn medewerkers heel blij mee. Mensen komen vanuit de polder, hebben best ver gefietst op hun e-bike. Dan is het toch wel lekker als je even kunt douchen en je regenjas kunt ophangen.”

„Als Vervoerregio zetten we in op ruimte voor het ov maar ook op fietsen en lopen”, vervolgt Laurs. „En we zeggen: je moet nadenken over wanneer je reist en hoe je reist. Het moet anders om de regio in de toekomst bereikbaar te houden. En dat gaat ook over het economisch belang voor de regio: de logistieke sector moet ruimte hebben en houden en dat geldt ook voor mensen die een fysieke baan hebben. Zorgpersoneel, docenten, bouwvakkers: mensen die echt op hun werk moeten zijn. Vandaar ons appel. Stel de vraag: kun je buiten de spits reizen, andere afspraken maken met je werkgever? En werkgevers: kun je faciliteren dat je mensen op een andere manier kunnen reizen, op een andere tijd?”

Gewoontedieren

Gedrag veranderen, dat is niet zo eenvoudig. Peggy Laurs: „We zijn toch allemaal gewoontedieren.”

Irma Winkenius: „Enorme gewoontedieren. Maar telkens maar weer in die spits gaan bewegen, kost ons veel tijd, en stress en ergernis. Het is toch voor niemand prettig om in de file te staan of in een overvolle trein te zitten? Ik ben hoopvol, om vanuit goeie ideeën die verandering toch in gang te kunnen zetten.”

„Je zou kunnen zeggen: we moeten de spits afvlakken”, vervolgt ze. „Maar vooral ook: we kunnen het dal aantrekkelijker maken. Aanbiedingen doen om mensen te verleiden om met korting te gaan reizen. We hebben nu een prijs-dal propositie. Als je tot minimaal een dag van tevoren een kaartje boekt, kun je tot zestig procent voordeel halen, afhankelijk van waar je reist en hoe laat je reist.”

In de daluren is er veel ruimte in de trein, zegt Winkenius. „Gemiddeld over een dag genomen is de bezettingsgraad van een stoel dertig procent. In de kop van Noord-Holland ligt dat nog eens vijf tot tien procent lager. Dat wil zeggen: zeven tot acht van de tien stoelen is gemiddeld genomen leeg. Ik zeg altijd: zorg dat je dat wat je hebt goed benut. Ontzettend belangrijk voor de betaalbaarheid van het openbaar vervoer. Als je je materieelpark moet afstemmen op die enorme piek, die we nu hebben, dan is dat een hele dure opgave voor een paar uurtjes per week.”

Peggy Laurs vindt de situatie in het stadsvervoer in Amsterdam een mooi voorbeeld. Op zaterdag zitten er net zo veel reizigers in tram, bus en metro als op doordeweekse dagen. „Maar ze komen dan meer verdeeld over de dag. En dan zie je: iedereen heeft een zitplek. Dat is doordeweeks in de spits nu onmogelijk.”

Mogelijkheden

Winkenius: „ Als we allemaal blijven doen wat we deden, dan loopt het hartstikke vast. En dat is voor niemand aantrekkelijk. Dus we moeten iets gaan doen.” Laurs: „We gaan vaak samen op tournee. We geven presentaties over wat de mogelijkheden zijn, vragen waar we kunnen helpen. Kennis delen. Dat geldt ook andersom.”

„Je moet veel praten over dit onderwerp”, vindt Winkenius. „Zaaien, verleiden. Je moet het hele pakket tevoorschijn toveren. Als we over vijf jaar terugkijken… Ik ben benieuwd hoe het dan gaat. Ik vind het echt een belangrijk onderwerp. Werkgevers en als leidinggevenden hebben een belangrijke rol hierin. Je moet het goede voorbeeld geven, je moet het uitspreken, je moet er taal van maken… We hebben veel te doen.”