Is het nodig een MIRT-onderzoek te starten naar de westkant van Amsterdam? Of is alle benodigde informatie in de vele beschikbare onderzoeksrapporten aanwezig? Die vraag moest Bart Heinz en zijn projectteam beantwoorden in de quickscan Westkant Amsterdam. Laat je niet misleiden door de term quickscan. Het projectteam heeft grondige deskresearch uitgevoerd om alle relevante, beschikbare informatie boven tafel te krijgen, te clusteren en te beoordelen. Een wetenschappelijk kennisteam reviewde het werk. Bart: ‘Als je al die rapporten op elkaar stapelt, hebben we een kleine meter aan beschikbare literatuur doorgespit, een enorme klus.’

Bart Heinz is sinds september 2019 projectleider bij de DG Mobiliteit van het ministerie van IenW. Hij heeft jarenlange ervaring in de ruimtelijke ontwikkeling, veelal bij gemeenten. Zo werkte hij onder andere als gebiedsontwikkelaar voor het havengebied in Schiedam. De quickscan was zijn eerste project bij IenW.

Bart: ‘Ik moest gelijk enorm veel literatuur doorspitten om te beoordelen wat bruikbaar was voor de quickscan. Dat maakt dat je snel veel kennis opbouwt over de Metropoolregio Amsterdam. Een nieuw gebied voor mij. Deze regio heeft een enorm wauw-effect met een grote woningbouw- en werkgelegenheidsopgave en veel mooie projecten die tot de verbeelding spreken, zoals het onderzoek naar het doortrekken van de Noord/Zuidlijn en het sluiten van de RInglijn.’

Doorspitten en clusteren

Het projectteam, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit het Rijk en regio, begon met het formuleren van criteria voor een volwaardig MIRT-onderzoek. Een MIRT-onderzoek is enigszins vormvrij, dus de criteria waren er nog niet. Het projectteam heeft de criteria gesteld in de vorm van 9 onderzoeksvragen. Vervolgens zijn alle onderzoeken van de afgelopen jaren verzameld en gerubriceerd en dit resulteerde in een literatuurlijst van ongeveer zeven A4’tjes met relevante titels, waarbij sommige titels een omvang hadden van 200 tot 300 pagina’s.

Deze literatuur moest getoetst worden aan de onderzoekscriteria. Bart: ‘We hebben met ongeveer 25 tot 30 mensen, verdeeld over vier werkgroepen, alle literatuur doorgespit. Daarna hebben we met elkaar beoordeeld welke literatuur echt belangrijk was en die gekoppeld aan de onderzoeksvragen die we hadden geformuleerd. Als die vragen adequaat konden worden beantwoord, dan is de conclusie dat er voor dat onderdeel geen MIRT-onderzoek nodig om de volgende fase in te kunnen.’

Unaniem oordeel

En is dat het geval? Bart: ‘Onze conclusie was dat de bulk van de informatie er nu al is, maar dat cruciale informatie over het effect op het netwerk nog ontbreekt. Het projectteam heeft daarom geadviseerd dat deze informatie nog moet volgen uit de ZWASH- en MASH-onderzoeken en de netwerkstrategie die dit jaar worden afgerond. Onze onderzoeksvragen worden in die trajecten meegenomen. Als dat is gebeurd, is er dus voldoende informatie om de vervolgfase in te kunnen, bijvoorbeeld in een MIRT-verkenning.’

Hoe nu verder?

Bart: ‘In het najaar besluit het BO MIRT wat de vervolgfase zal zijn. Nu de programmaraad ons advies op 11 juni heeft overgenomen, denk ik dat we ongeveer een jaar tijd hebben bespaard. Dat is een mooie versnelling. Deze quickscan was echt teamwerk, en ik heb ondanks de tijddruk veel medewerking van iedereen ervaren.’

De resultaten van de quickscan worden meegenomen in het vervolg op MASH en ZWASH: Westelijkgebied Amsterdam. Gezamenlijk worden de afgesproken combinaties de komende maanden uitgewerkt. Bart: ‘We gaan nu samen vervolgonderzoek uitvoeren. Dat is een belangrijke tussenstap naar de besluitvorming in het BO MIRT in het najaar. Ik neem hierbij het stokje over van de huidige projectmanager Tom van Tilborg die het programma SBaB gaat verlaten.’

Zodra de stukken gereed zijn worden ze op de website gepubliceerd.