Tot 2040 komen er 250.000 woningen bij in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dat is een stad zo groot als Den Haag. Die verdere verstedelijking biedt kansen voor nieuwe woonmilieus, maar heeft ook een schaduwzijde die van invloed is op de bereikbaarheid van de regio. Hubs kunnen een belangrijke rol vervullen om de druk op het hoofdwegennet te verlichten. Wat maakt dat een hub als kansrijk wordt gezien? En hoe organiseer je een hub? De uitwerking van de corridorhubs waar Wieger Savenije en Johannes Beuckens aan werken moet die vragen gaan beantwoorden. 

Wat is een hub?

Een mobiliteitshub is een locatie waar meerdere doelgroepen, zoals forenzen, bezoekers en bewoners, kunnen overstappen op verschillende vervoermiddelen. Hubs zijn dus een essentiële schakel in het mobiliteitssysteem. Behalve dat je bij een hub kunt overstappen van de auto of fiets naar het OV of deelmobiliteit, is het ook een plek waar functies kunnen worden toegevoegd (horeca, pakketmuur) of gebruikers kunnen verblijven (flexwerkplekken, overlegruimtes).

Leefbare steden en minder autokilometers

Het mobiliteitssysteem komt steeds verder onder druk te staan en de files nemen toe. Dit legt ook extra druk op al overbelaste delen van het OV-systeem. De regionale hubstrategie brengt in kaart hoe je met een hub de ketenreis het beste kunt faciliteren en stimuleren op de verschillende corridors van de MRA.

De regionale hubstrategie raakt het sturingsprincipe ‘ontwikkel regionale hubs per corridor, dichtbij en verder van de steden’ van het Multimodaal Toekomstbeeld MRA. In de hubstrategie is beschreven dat hubs bijdragen bij aan het leefbaar houden van onze steden, aan reductie van het aantal autokilometers en daarmee aan lagere emissies en betere doorstroming op het wegennet. De mobiliteitstransitie (afremmen en spreiden van de mobiliteitsgroei) is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle hubstrategie. Niet alleen bezoekers maar ook forenzen moeten gebruik gaan maken van hubs.

Regionale samenwerking bij hubs

Savenije is projectleider en Beuckens is opdrachtgever van de onderzoeken die voor hubs worden gedaan. Aan de ene kant wordt onderzocht met welke kleine maatregelen bestaande hubs verbeterd kunnen worden. En aan de andere kant worden grotere corridorhubs uitgewerkt. Samen met Rijkswaterstaat, provincie Noord-Holland, provincie Flevoland, Vervoerregio Amsterdam, NS en verschillende gemeenten wordt gewerkt aan hubs. Ook voor op de lange termijn.

‘Eerder stelden we al een aantal kansrijke hubs vast, zoals bijvoorbeeld in Breukelen en Hoorn. Met de onderzoeken die daar lopen, wordt doorgegaan. Daarnaast zijn er andere hubs bij gekomen die kansrijk zijn voor de lange termijn. Zo onderzoeken we in de tweede fase hubs in de zoekgebieden rondom Almere ’t Oor en Vijfhuizen. Hieruit trekken we lessen voor de andere plekken. We werken veel samen met andere partijen niet alleen om het wiel niet opnieuw uit te hoeven vinden. Oplossingen kunnen ook buiten de MRA liggen’, zegt Beuckens.

Alternatieve manier van reizen

Wat maakt een hublocatie kansrijk? De regionale hubstrategie stelde daar een aantal voorwaarden voor. Je moet er bijvoorbeeld makkelijk kunnen verbinden met het ov, er moet voldoende capaciteit zijn voor reizigers en de ruimtelijke impact is van belang. Uiteraard is het ook niet onbelangrijk of de financiering rond te krijgen is en hoe haalbaar het inrichten van een hub is.

De onderzoeksprojectgroep richtte zich daarom eerst op kleine maatregelen. Zo’n kleine maatregel kan bijvoorbeeld gaan om het uitbreiden van een P+R of het realiseren van parkeervoorzieningen voor de fiets, zoals in Muiden gebeurt. Beuckens legt uit hoeveel verschil zulke maatregelen kunnen maken: ‘Met de auto reizen, is snel en comfortabel. Daarom moet het alternatief net zo goed en comfortabel zijn, en tegelijkertijd moet je rekening houden met het grote gebruik van de auto. En daar heb je capaciteit voor nodig. Als je impact wil maken, heb je meer capaciteit nodig. Het verder werken aan de mobiliteitstransitie is hier voorwaarde voor.’

Hubs in de lokale context

Het verbeteren van bestaande hubs gaat met kleine stappen. De eerste fase van het onderzoek wees uit dat bestaande P+R’s hoogstens kostenneutraal te exploiteren zijn en dat er vaak geld bij moet terwijl budgetten ook bij overheidspartijen onder druk staan. ‘Het verbeteren en uitbreiden van bestaande hubs is niet voldoende’, zegt Beuckens. ‘Daarom kijken we in de tweede fase van het onderzoek ook naar grote regionale hubs op de langere termijn. Wat zijn geschikte plekken hiervoor en hoe kunnen de businesscase en exploitatie van deze hubs eruitzien?’

De hubstrategie is deels afhankelijk van de mobiliteitstransitie. De focus op hoe de hubs gaan werken in de lokale context is daarom een belangrijk aandachtspunt in de tweede fase van het onderzoek. Hoe ga je bijvoorbeeld om met betaald parkeren bij een hub en de directe omgeving ervan? ‘De uitwerking moet leren tegen welke dingen we nog meer zullen aanlopen’, zegt Beuckens. ‘Onderzoek heeft al bewezen dat hubs mooie kansen zijn voor het vergroten van de bereikbaarheid. Door het bieden van alternatieve manieren van reizen (en daarmee het stimuleren van slim en duurzaam reisgedrag) en het ontlasten van het hoofd- of regionale wegennet, zorgen hubs ook voor een leefbare omgeving en een vermindering van de CO2-uitstoot. Ik hoop dat we met die positiviteit van deze onderzoeken kunnen blijven bijdragen aan de discussie over hubs.’